Franchising is een serieuze zaak

De franchisepraktijk kenmerkt zich door een grote verscheidenheid aan kwesties die zich daarin manifesteren. Soms is daarin sprake van kleine trends. Een wat recent voorbeeld daarvan is het verschijnsel van de, wat ik dan maar noem, miniatuur franchisegever: een franchiseorganisatie met één of twee franchisenemers, die daarnaast in veel gevallen ook nog eens geen eigen vestigingen exploiteert. Dergelijke organisaties zijn in de meeste gevallen eenvoudigweg te klein om als serieuze franchiseorganisatie te kunnen functioneren. Franchising immers veronderstelt schaalvoordelen, gezamenlijke inkoop en, onder meer ontleend aan de Europese Erecode inzake Franchising, een bewezen succesformule. Behoudens wellicht enige uitzonderingen, kan daarvan in de meeste gevallen toch echt onmogelijk sprake zijn wanneer een franchiseorganisatie uit één, twee of drie franchisenemers bestaat en meer niet.

Vanzelfsprekend is het mogelijk dat een franchiseorganisatie in een startfase een kleine omvang heeft. Echter, eveneens ingevolge de Europese Erecode inzake Franchising, dient de franchisegever in beginsel wel één of meerdere pilotvestigingen operationeel te hebben, onder meer om daarmee te voldoen aan het criterium “bewezen succesformule”. Bovendien kan ook elke kleine franchisegever dan zelf proefondervindelijk, ook op de langere duur, vaststellen of zijn formule werkt. De praktijk laat zien dat wanneer dergelijke pilots er niet zijn, er toch al gauw een situatie ontstaat waarin de enkele franchisenemers de facto de persoon of personen van de franchisegever onderhouden en subsidiëren, zonder dat de betrokken formule enige reële meerwaarde biedt. Veelal zijn de betrokken franchisenemers dan ook nog eens geworven met voorspiegelingen dat de franchiseorganisatie op korte termijn heel groot zou worden, iets dat in de praktijk dan dus nogal anders blijkt.

De franchisenemers die met een dergelijke organisatie worden geconfronteerd, staan in beginsel, afhankelijk van de omstandigheden vanzelfsprekend, diverse rechtsmiddelen ten dienste. De vraag of dat het geval is, blijkt ons in de praktijk helaas geregeld, nu de bovenomschreven nadelen van een hele kleine franchiseorganisatie in de praktijk zich vrijwel altijd openbaren en er dus, kort gezegd, door de betrokken franchisenemers niets wordt verdiend. Zeker wanneer de voorstelling van zaken bij het aangaan van de franchiseovereenkomst rooskleurig was en, bijvoorbeeld, een sterke groei van de franchiseorganisatie voorspelde, is het onder omstandigheden mogelijk een beroep te doen op vernietiging van de franchiseovereenkomst met terugwerkende kracht en schadeloosstelling wegens dwaling. In tweede instantie zou ook de rechtsgrond toerekenbare tekortkoming kunnen worden gebezigd om zodoende schadevergoeding en ontbinding van de franchiseovereenkomst te verkrijgen. Echter, in de meeste gevallen zal het tot enigerlei schadevergoeding of schadeloosstelling wel niet komen, nu ook de financieringsgrondslag van de betrokken franchisegever nogal eens te wensen overlaat en er dus, onparlementair gezegd, niets te halen valt.

Nogmaals: franchising is een serieuze zaak. Eenieder dient zich te hoeden voor lichtzinnige start ups, waarbij niet voldoende over de toekomst en de groeipotentie is nagedacht. Een dergelijke verantwoordelijkheid ligt primair bij de franchisegever, doch ook (potentiële) franchisenemers doen er goed aan zich van de levensvatbaarheid van hun franchiseorganisatie te overtuigen, idealiter alvorens tot sluiting van de franchiseovereenkomst over te gaan.

Ludwig & Van Dam franchise advocaten, franchise juridisch advies

Andere berichten

Ludwig & Van Dam in Distrifood over de toekomst van zelfstandig supermarktondernemers

Inmiddels staat bij veel winkeliers het water echter aan de ...

Geen standstill-periode bij voorafgaande samenwerking op basis van dezelfde formule

De rechtbank Den Haag heeft op 29 december 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:20931, ...

Ga naar de bovenkant