Goedkeuring kantonrechter koppeling franchise en huurovereenkomst blijft noodzakelijk

Een veel terugkerend onderwerp van procedures in zaken tussen franchisegevers en franchisenemers blijft de koppeling tussen de franchiseovereenkomst en de onderliggende (onder) huurovereenkomst. Met deze koppeling wordt beoogd dat beëindiging van de franchiseovereenkomst automatisch leidt tot beëindiging van de (onder) huurovereenkomst en vice versa. Bij de overeenkomsten is in dat geval een bepaling opgenomen dat de beide overeenkomsten gekoppeld zijn.

De intentie van deze koppeling is vanuit praktisch oogpunt begrijpelijk. De franchisegever heeft in veel gevallen  belang bij de locatie en huurt om die reden het bedrijfspand aan. Om de exploitatie van deze vestiging door middel van de franchiseovereenkomst met de franchisenemer mogelijk te maken wordt met de franchisenemer een onderhuurovereenkomst gesloten. Bij beëindiging van de franchiseovereenkomst heeft de franchisegever belang bij het behouden van het vestigingspunt. In beide overeenkomsten is daarom opgenomen dat in dat geval ook de huurovereenkomst tot een einde komt en de locatie weer ter beschikking komt aan de franchisegever.

Met deze koppeling wordt echter afgeweken van het wettelijk huurbeschermingsstelsel. Om deze koppeling tot stand te brengen en hierop in rechte een beroep te kunnen doen moet aan deze koppeling goedkeuring worden gegeven door de kantonrechter. Veel franchiseovereenkomsten en onderliggende (onder)huurovereenkomsten kennen eveneens bepalingen waarbij partijen afspreken gezamenlijk deze goedkeuring aan de kantonrechter te verzoeken. De praktijk laat echter zien dat deze goedkeuring niet altijd daadwerkelijk wordt gevraagd. Hiermee ontstaat een reëel risico dat een rechter een beroep op de contractuele koppeling afwijst, wat tot gevolg kan hebben dat wel de franchiseovereenkomst tot een einde komt, maar de (onder) huurovereenkomst door blijft lopen.
Dat dit een reëel risico is bleek al uit een uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van dit jaar (Hof ’s-Hertogenbosch, 7 juli 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:2509). Bij deze zaak was tussen partijen een franchiseovereenkomst en een onderhuurovereenkomst gesloten. De in deze overeenkomsten opgenomen koppeling was ter goedkeuring voorgelegd aan de kantonrechter welke de goedkeuring had verleend. Tot zover dus geen probleem. Aansluitend echter werd voor een ander vestigingspunt een, naar de mening van in ieder geval de franchisegever, identieke franchiseovereenkomst en huurovereenkomst gesloten met eenzelfde koppeling en  afspraak tussen partijen om deze koppeling te laten goedkeuren door de kantonrechter. Dit keer werd echter deze goedkeuring niet gevraagd. Als gevolg hiervan oordeelde het Gerechtshof dat de voor de koppeling benodigde goedkeuring ontbrak. Daarentegen is er uit eerdere rechtspraak al duidelijk geworden dat, indien deze goedkeuring wel aanwezig is, een rechter, in kort geding dan wel in een bodemprocedure, de koppeling zal volgen.

De noodzaak tot het daadwerkelijk uitvoeren van een in een contract opgenomen bepaling omtrent het vragen van goedkeuring van een koppeling tussen franchiseovereenkomst en (onder) huurovereenkomst blijft daarmee nog altijd overeind en actueel.

Mr. Th. Meijer – Franchiseadvocaat

Ludwig & Van Dam Franchise advocaten, franchise juridisch advies.
Wilt u reageren? Ga naar meijer@ludwigvandam.nl

Andere berichten

Ludwig & Van Dam in Distrifood over de toekomst van zelfstandig supermarktondernemers

Inmiddels staat bij veel winkeliers het water echter aan de ...

Geen standstill-periode bij voorafgaande samenwerking op basis van dezelfde formule

De rechtbank Den Haag heeft op 29 december 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:20931, ...

Ga naar de bovenkant