Moet een franchisenemer een nieuw model-franchiseovereenkomst accepteren?

De rechtbank Rotterdam heeft op 31 maart 2017, ECLI:NL:RBROT:2017:2457 in kort geding geoordeeld over de vraag of franchisegever Bram Ladage de franchiseovereenkomst met haar franchisenemer had mogen beëindigen tegen het eind van de looptijd, omdat de franchisenemer een nieuwe model van haar franchiseovereenkomst niet wilde aanvaarden. 

De franchisenemer heeft de meest recente standaard franchiseovereenkomst niet willen ondertekenen en was volgens Bram Ladage evenmin bereid om daarover in overleg te gaan met de franchisegever. 

De franchiseovereenkomst bepaalt dat de franchisegever slechts gerechtigd is om tegen de expiratiedatum de overeenkomst op te zeggen, indien van hem in redelijkheid niet kan worden verlangd de overeenkomst te laten voortduren. Bram Ladage heeft aangegeven dat van haar niet meer kan worden verlangd de franchiseovereenkomst na de expiratiedatum te laten voorduren. 

Daartoe heeft zij aangevoerd dat de tekst in de franchiseovereenkomst uit 1997 verouderd is en door de jaren heen voor grote problemen heeft gezorgd, zoals onder meer het gebrek aan de bevoegdheid tot controle en opvolging van de hygiëneregels en de onmogelijkheid als franchisegever om bij te kunnen sturen en franchisenemer aan te spreken bij bijvoorbeeld teruglopende omzetten of achterblijvende kwaliteit van de bedrijfsvoering.

De franchisenemer heeft aangegeven dat het voorgelegde nieuwe model afbreuk doet aan haar juridische positie tegenover Bram Ladage. Wat tevens kennelijk een rol speelde was dat de huurovereenkomst tussen de franchisenemer en  de verhuurder medio maart 2017 eindigde, en in december 2016 al een nieuwe huurovereenkomst aangegaan was voor dezelfde locatie in het te verbouwen winkelcentrum. Het belang van de franchisenemer op voortzetting van de samenwerking met Bram Ladage was dus groot, temeer gezien het geldende post non-concurrentiebeding met Bram Ladage.
 

Ook heeft Bram Ladage gewezen op haar belang van uniforme afspraken met de franchisenemers. De rechtbank oordeelt dat het nastreven van uniformiteit in alle franchisecontracten op zichzelf geen rechtvaardiging is voor een opzegging. Dat Bram Ladage op grond van de franchiseovereenkomst verplicht is om in gelijke gevallen gelijke voorwaarden te hanteren, brengt niet met zich dat de franchisenemer in kwestie zonder meer ook gehouden is om in te stemmen met aanpassing van de franchiseovereenkomst.

De rechtbank oordeelt voorts dat niet aannemelijk is gemaakt dat de houding van de franchisenemer zodanig is geweest dat van Bram Ladage niet meer kan worden gevergd om nog met hem samen te werken. De berichten van de franchisenemers op de voorgestelde wijzigingen kunnen niet worden beschouwd als een algehele weigering om inhoudelijk te praten over de nieuwe voorwaarden. Ook het gegeven dat de franchisenemer de hulp van zijn advocaat wenste in te schakelen bij de onderhandelingen, is niet onbegrijpelijk en rechtvaardigt niet de conclusie dat een vruchtbare samenwerking tussen partijen daarmee is uitgesloten.  

Bram Ladage wordt veroordeelt tot nakoming van de bestaande franchiseovereenkomst. 

Franchisegevers doen er goed aan om bij voorgenomen eenzijdige wijzigingen in de franchiseverhouding een zorgvuldig traject te doorlopen waarbij de belangen van iedere individuele franchisenemer goed worden afgewogen. 

Mr. A.W. Dolphijn – Franchiseadvocaat 

Ludwig & Van Dam Franchise advocaten, franchise juridisch advies. Wilt u reageren? Ga naar dolphijn@ludwigvandam.nl.

Andere berichten

Ludwig & Van Dam in Distrifood over de toekomst van zelfstandig supermarktondernemers

Inmiddels staat bij veel winkeliers het water echter aan de ...

Geen standstill-periode bij voorafgaande samenwerking op basis van dezelfde formule

De rechtbank Den Haag heeft op 29 december 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:20931, ...

Ga naar de bovenkant