Fictieve dienstbetrekking

Ter instandhouding van de maatschappelijke identiteit en reputatie van het franchisenet kan de franchisegever allerlei restricties aan de franchisenemers opleggen. Dit betekent dat er weinig ruimte kan bestaan voor eigen initiatief van de franchisenemer. De franchisegever staat in zekere zin in een enigszins directieve (sturende) relatie tot de franchisenemers, die deels verplicht kunnen worden tot bepaald handelen of nalaten. De vraag is in hoeverre een franchisenemer onder deze omstandigheden nog zelfstandig ondernemer is of dat er sprake is van een (fictieve) dienstbetrekking. Dat is een vraag met mogelijk zeer vergaande consequenties, nu een ontkennend antwoord een verplichting voor zowel franchisegever als franchisenemer impliceert premies af te dragen in het kader van de sociale verzekeringswetgeving en het wegvallen van fiscale aftrekmogelijkheden kan inhouden.

Bij de beoordeling van de zelfstandigheid van franchisenemers wordt door de relevante bedrijfsvereniging als belangrijkste criterium voor de aanwezigheid van een fictieve dienstbetrekking gehanteerd de vraag of er al dan niet sprake is van een verplichting tot persoonlijke arbeidsverrichting. Door de relevante bedrijfsvereniging wordt als belangrijkste criterium voor de aanwezigheid van een fictieve dienstbetrekking gehanteerd de vraag of er al of niet sprake is van persoonlijke arbeidsverrichting. Indien in de franchise-overeenkomst niets is bepaald omtrent de verplichting de werkzaamheden persoonlijk uit te voeren, acht de bedrijfsvereniging in casu de verplichting om persoonlijke werkzaamheden uit te voeren aanwezig. Daarnaast zal de bedrijfsvereniging de franchise-relatie toetsen op de overige criteria van een fictieve dienstbetrekking, te weten de gehoudenheid tot loonbetaling en de aanwezigheid van een gezagsverhouding. Indien in de franchise-overeenkomst echter uitdrukkelijk is opgenomen dat de franchisenemer niet verplicht is de werkzaamheden persoonlijk uit te voeren en de franchisenemer bovendien personeel in dienst heeft, zal de bedrijfsvereniging er in beginsel vanuit gaan dat er geen sprake is van verzekeringsplicht in het kader van de sociale verzekeringswetten.

Om te voorkomen dat de bedrijfsvereniging achteraf het standpunt inneemt dat er sprake is van een fictieve dienstbetrekking met alle gevolgen van dien, is het raadzaam om iedere franchise-overeenkomst in eerste instantie ter goedkeuring voor te leggen aan de bedrijfsvereniging. In alle gevallen is het raadzaam om in de franchise-overeenkomst op te nemen dat de franchisenemer niet gehouden is de werkzaamheden, voortvloeiend uit de met de franchisegever gesloten overeenkomst, persoonlijk te verrichten. Naast toetsing door de bedrijfsvereniging is het mogelijk de franchise-overeenkomst eveneens door de belastingdienst te laten toetsen. Ook de belastingdienst kan zich er over uitlaten of er in haar visie sprake is van een zogenaamde fictieve dienstbetrekking in verband met een mogelijke loonbelastingplicht. De franchisegever zou door de belastingdienst onder omstandigheden als werkgever kunnen worden aangemerkt.

Ludwig & Van Dam franchiseadvocaten assisteert u gaarne bij deze toetsing.