De bedrijfsleider (werknemer) die franchisenemer wordt – fictieve dienstbetrekking?
Op 14 december 2016 heeft de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland, ECLI:NL:RBNHO:2016:11031 (Werkneemster/Espresso Lounge) zich gebogen over de situatie waarbij een werkneemster een intentieovereenkomst gesloten had, om franchisenemer van haar werkgever te worden. De vraag was de arbeidsovereenkomst nog immer bestond, althans er sprake was van een fictieve dienstbetrekking. De verzoekster lijkt te betogen dat er op slinkse wijze “goedkoop” afscheid van haar genomen is door de samenwerking om te zetten van een arbeidsovereenkomst in een franchiseovereenkomst.
De werkneemster was in dienst als bedrijfsleider bij een koffiebar. De werkgever had een vaststellingsovereenkomst aan haar voorgelegd gekregen ter beëindiging van haar dienstverband. De werkneemster ging hier niet mee akkoord. In plaats daarvan is er een intentieovereenkomst gesloten tot het aangaan van een franchiseovereenkomst voor de koffiebar in kwestie. Enkele maanden daarna sluit de koffiebar.
De verzoekster stelt dat er (nog steeds) sprake is van een arbeidsovereenkomst, dat zij recht heeft op achterstallig loon en de arbeidsovereenkomst derhalve ontbonden moet worden met toekenning van een ontbindingsvergoeding.
De kantonrechter stelt voorop dat er sprake is van een dienstbetrekking indien de werknemer zich heeft verplicht om persoonlijk voor de werkgever te werken, de werkgever verplicht is om de werknemer voor het werk loon te betalen en tussen de werknemer en de werkgever een gezagsverhouding bestaat.
De verzoekster had kort na de aanvang van haar dienstverband ter zake de koffiebar een eigen onderneming opgericht die stond ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Daarnaast had zij via een payrollbedrijf werknemers in dienst. Zij besliste ook wie werd aangenomen. Bovendien ontving zij geen loon meer en heeft zelfstandig haar inkomsten uit de winst gehaald. De inkomsten en betalingen liepen via bankrekeningen op haar naam.
De kantonrechter is van oordeel dat er geen dienstbetrekking meer was, nu verzoekster voor zichzelf werkte, geen loon meer werd betaald en er ook geen gezagsverhouding bestond. De arbeidsovereenkomst was dan ook klaarblijkelijk met wederzijds goedvinden geëindigd.
Mr. A.W. Dolphijn – Franchiseadvocaat
Ludwig & Van Dam Franchise advocaten, franchise juridisch advies.
Wilt u reageren? Ga naar dolphijn@ludwigvandam.nl.

Andere berichten
Geen schending non-concurrentiebeding door franchisenemer – mr. A.W. Dolphijn – d.d. 4 februari 2021
De rechtbank Rotterdam heeft op 20 januari 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:657 een ...
(Deels) overeenkomende activiteiten niet strijdig met non-concurrentiebeding – mr. R.C.W.L. Albers – d.d. 4 februari 2021
In een recente procedure werden een tweetal (voormalig) franchisenemers door ...
Rechtbank wijst baanbrekend vonnis: Huurvermindering in een bodemprocedure voor horeca-exploitanten als gevolg van de lockdown – mr. C. Damen – d.d. 1 februari 2021
Afgelopen woensdag werd voor het eerst een spraakmakende uitspraak gedaan ...
Artikel Franchise+ -De risico’s van een minimum omzetverplichting in de franchiseovereenkomst voor de franchisegever
Het opnemen van een minimum te behalen omzet in de ...
Artikel De Nationale Franchise Gids: “Minimum-omzet als prognose”
Al sinds jaar en dag is de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid ...
Artikel Franchise+ – “Franchisestatistieken 2019: afnametrend zet door, veroorzaakt door Wet Franchise?”- mr. J. Sterk, mr. M. Munnik en mr. J.A.J. Devilee
Ludwig & Van Dam advocaten publiceert sinds 2007 periodiek franchisestatistieken ...