Prognoses bij restyling

Zoals bekend biedt een goed franchisegever aan zijn franchisenemer bij de start een deugdelijke investeringsexploitatieprognose. Uit deze investeringsexploitatieprognose dient de omzet en het resultaat voor de franchisenemer voor een periode van bijvoorbeeld drie jaar te kunnen worden afgeleid. Vanzelfsprekend heeft de franchisenemer in dezen een grote verantwoordelijkheid, door zelf zich actief te overtuigen van de juistheid van de verstrekte prognose. Klopt deze prognose overduidelijk niet, en valt de franchisenemer niets te verwijten met betrekking tot zijn inzet en vlijt, dan kan de verantwoordelijkheid hiervoor onder omstandigheden worden herleid tot de franchisegever. Immers, als ervaren partij met betrekking tot de gepretendeerde succesformule, wordt hij geacht de juistheid van de prognose goed in te schatten.

Wat is nu de situatie bij reorganisatie van de franchiseformule? Liggen de verantwoordelijkheden identiek bij bijvoorbeeld een ingrijpende restyling? 

Iedere franchiseformule krijgt van tijd tot tijd te maken met modernisering en aanpassing van de formule. Bij modeketens bijvoorbeeld, verlopen de retailcycli doorgaans snel. Dit brengt meer dan eens met zich mee dat er om de paar jaar fors dient te worden hergeïnvesteerd. Soms vindt deze herinvestering plaats door franchisegever, leveranciers en franchisenemers tezamen, soms wordt een franchisenemer evenwel geplaatst voor een zeer ingrijpende herinvestering in dito herfinanciering van zijn bedrijf. Deze situatie is vergelijkbaar met een precontractuele fase. Dit brengt met zich mee dat ook dan de franchisegever in hoge mate verantwoordelijk is voor het in juiste mate inschatten van de haalbaarheid en mate van succes van de restyling. Een goed franchisegever zal in dat kader dan ook wederom een deugdelijke investerings- en exploitatieprognose voor een periode van bijvoorbeeld drie jaar verstrekken. Natuurlijk heeft in die situatie de franchisenemer meer ervaring dan voorheen. In de afhankelijkheidsrelatie waarin de franchisenemer echter ook dan verkeert, wordt de franchisegever echter toch geacht de juistheid van een en ander adequaat en correct in te schatten.
Franchisegever en franchisenemers doen er verstandig aan op basis van consensus over te gaan tot een eventuele restyling en voor het overige afspraken te maken wanneer deze in individuele situaties onverhoopt mocht tegenvallen.

Ludwig & Van Dam franchise advocaten, franchise juridisch advies

Andere berichten

Ga naar de bovenkant