Wet Franchise – d.d. 23 juli 2020 – mr. A.W. Dolphijn

Door Gepubliceerd Op: 23-07-2020Categorieën: Uitspraken & actualiteiten

De Wet franchise zal voor zowel franchisegevers als franchisenemers behoorlijk wat impact hebben.Niet alleen bij bestaande franchiseverhoudingen, maar vooral ook bij het aangaan van nieuwe franchiserelaties zal de wet grote impact hebben.

Wat de Wet franchise op hoofdlijnen kan betekenen is in onderhavige document uiteengezet.

Inhoud

1. De werving van franchisenemers

2. De bedenktijd voor de aspirant franchisenemer

3. Aspirant franchisenemer moet onderzoek (laten) doen

4. Verplichte bijstand door de franchisegever

5. Instemmingsrecht van franchisenemers

6. Geen concurrerende formule, zonder toestemming

7. Beperking van het concurrentieverbod na afloop van de samenwerking

8. Meer nadruk op goede afspraak goodwill

9. Verplicht overleg tussen franchisenemer en franchisegever 

10. Per wanneer gelden de nieuwe regels?

11. Overtreding van de Wet franchise

 

1. De werving van franchisenemers

De Wet Franchise verplicht franchisegevers bij de werving van franchisenemers alle relevante informatie te verschaffen. De Wet franchise beoogt te voorkomen dat franchisenemers onvoldoende geïnformeerd worden door franchisegevers. Als een franchisenemer bijvoorbeeld met tegenvallende resultaten te kampen heeft, kan er een discussie ontstaan of de franchisegever van tevoren wel alle relevante informatie aan de franchisenemer medegedeeld heeft en niet tevens op risico’s had moeten wijzen. Het betreft de volgende informatie die verschaft dient te worden voorafgaand aan het sluiten van de franchiseovereenkomst:

1. het ontwerp van de franchiseovereenkomst, inclusief bijlagen;

2. een weergave van inhoud en strekking van voorschriften betreffende door de franchisenemer te betalen vergoedingen, opslagen of andere financiële bijdragen;

3. de wijze waarop en de frequentie van overleg tussen franchisenemers en franchisegever;

4. de mate waarin en de wijze waarop de franchisegever in concurrentie kan treden met de franchisenemer;

5. de mate waarin, de frequentie waarmee en de wijze waarop de franchisegever kennis kan nemen van omzetgerelateerde gegevens die voor (de bedrijfsvoering van) de franchisenemer van belang kunnen zijn;

6. de financiële positie van de franchisegever en zijn groepsmaatschappijen voor zover redelijkerwijs van belang voor het sluiten van de franchiseovereenkomst;

7. financiële gegevens over de beoogde locatie van de franchisegever of, als die er niet is, over één of meer vergelijkbare ondernemingen, waarbij de franchisegever moet aangeven waarom deze onderneming vergelijkbaar is;

8. alle overige punten waarvan de franchisegever weet of redelijkerwijze kan vermoeden dat deze van belang zijn voor het sluiten van de franchiseovereenkomst.

Het zal voor de franchisegever en de franchisenemer van groot belang zijn goed te documenteren welke vragen zij over en weer gesteld hebben en op welke manier die beantwoord zijn. Onduidelijkheid hierover is een bron van conflict. Na het verschaffen van de betreffende informatie dient de franchisegever een bedenktijd voor de aspirant franchisenemer in acht te nemen.

2. De bedenktijd voor de aspirant franchisenemer

Voor het verstrekken van de informatie bij het aangaan van een franchiseovereenkomst geldt een termijn. Vier weken voorafgaand aan het sluiten van een franchiseovereenkomst moet alle mogelijk relevante informatie aan de aspirant-franchisenemer zijn medegedeeld. Binnen die termijn mag de voorgestelde samenwerking niet gewijzigd worden ten nadele van de franchisenemer. Er mag dus ook geen (andere) overeenkomst gesloten worden tussen partijen ten nadele van de franchisenemer. Het doel van de bepaling is om een afkoelingsperiode te creëren voor de aspirant franchisenemer. Daarmee krijgt de aspirant franchisenemer de tijd en de rust om het aanbod goed te overwegen. Niet alleen kunnen zo overhaaste en ondoordachte beslissingen worden voorkomen, ook kan de tijd worden gebruikt om advies in te winnen bij deskundigen. De aspirant franchisenemer heeft gedurende de bedenktijd de gelegenheid om aan zijn onderzoeksplicht te voldoen.


3. Aspirant franchisenemer moet onderzoek (laten) doen

Er wordt in de Wet franchise nadruk gelegd op de eigen verantwoordelijkheid van de aspirant franchisenemer om er voor te zorgen dat hij alle door de franchisegever verschafte informatie goed begrijpt. Van de aspirant franchisenemer wordt verwacht de door de franchisegever voorgelegde informatie, zoals de franchiseovereenkomst, te (laten) screenen. Aspirant franchisenemers zouden deze bedenktijd ook dienen aan te wenden om bijvoorbeeld de financiële ramingen goed door te rekenen en zich goed te laten voorlichten over aansprakelijkheidsrisico’s. Franchiseovereenkomsten zijn voor niet-juristen bovendien vaak lastig leesbaar, waardoor franchisenemers zich pas achteraf realiseren waar zij zich aan verbonden hebben.

4. Verplichte bijstand door de franchisegever

De franchisegever is verplicht gedurende de looptijd van de franchiseovereenkomst zowel ‘bijstand als commerciële en technische ondersteuning’ te geven aan de franchisenemer. Het verlenen van bijstand kan bestaan uit het geven van ondersteuning aan de franchisenemer door voortdurende commerciële en technische hulp door de franchisegever om tot een win-winsituatie te komen. Deze verplichting kan aangeduid worden als een zorgplicht van de franchisegever en zou des te zwaarder kunnen zijn naarmate de afhankelijkheid van de franchisenemer ten opzichte van de franchisegever groter is.

5. Instemmingsrecht van franchisenemers

Het komt bij vrijwel alle formules voor dat periodiek de huisstijl wijzigt, er investeringen in software en inventaris nodig zijn, of dat er andere maatregelen door de franchisegever worden voorgeschreven. Franchisenemers worden echter geconfronteerd met extra kosten, waar niet altijd op gerekend is. Franchisenemers hebben een zeker instemmingsrecht, voor zover niet is afgesproken dat de franchisegever de franchiseovereenkomst eenzijdig kan wijzigen boven en bepaalde (financiële) grens, oftewel een drempelwaarde. Als de eenzijdige wijzigingsbevoegdheid te vaag is lijkt het erop dat die bevoegdheid niet opgaat. De wet bepaalt dat wijzigingen die de franchisegever wil doorvoeren boven de drempelwaarde, alleen met instemming van de franchisenemer mogen worden doorgevoerd. De formulering van het eenzijdig wijzigingsbeding is dus van groot belang.

Als franchisenemers zich verenigd hebben kan ook de meerderheid van een dergelijke vereniging instemmen met de door de franchisegever beoogde wijziging. Alle franchisenemers zijn dan gebonden aan de beoogde wijzigingen.


6. Geen concurrerende formule, zonder toestemming

De franchisegever zal in beginsel geen andere formule mogen exploiteren die geheel of grotendeels overeenkomt met de franchiseformule die de franchisenemers exploiteren. Daartoe is instemming van de franchisenemers vereist. Franchisenemers worden niet erg enthousiast als de franchisegever een andere formule gaat exploiteren die mogelijk concurreert met de bestaande formule. Echter, er kunnen ook voordelen voor franchisenemers mee gepaard gaan, zoals schaalvoordelen en verlaging van inkoopprijzen.

7. Beperking van het concurrentieverbod na afloop van de samenwerking

Een concurrentieverbod na afloop van de samenwerking is slechts mogelijk indien het schriftelijk is overeengekomen, indien het de knowhow van de franchisegever beschermt, beperkt is tot een jaar na het einde van de samenwerking en beperkt tot het werkgebied van de franchisenemer zoals dat gold onder de franchiseovereenkomst.

8. Meer nadruk op goede afspraak goodwill

De wet bepaalt dat er regels moeten komen over de goodwill van de franchiseonderneming bij het einde van de franchiseovereenkomst. Soms is er in de praktijk helemaal geen afspraak over goodwill. Als een franchisenemer een klantenbestand opgebouwd heeft, maar na het einde van de franchiseovereenkomst dit klantenbestand niet meer mag aanwenden, dan is het de vraag hoe hier mee omgegaan wordt. De franchisegever kan hier voordeel van ondervinden door te profiteren van dit opgebouwde klantenbestand als de onderneming bijvoorbeeld als filiaal


9. Verplicht overleg tussen franchisenemer en franchisegever

De wet bepaalt dat franchisegevers en franchisenemers minstens eenmaal per jaar overleg voeren over de samenwerking. Wie het initiatief tot overleg moet nemen, is niet exact bepaald, maar het lijkt er op dat in ieder geval de franchisegever voldoende inspanningen moet leveren om met de franchisenemer om tafel te gaan. Een wettelijke verplichting tot overleg zal in ieder geval een stimulans zijn om periodiek met elkaar om tafel te gaan. Alle hiervoor genoemde punten zouden aan bod kunnen komen bij het te voeren overleg.

Het zou de intentie moeten zijn van de franchisenemer en franchisegever om met het voeren van overleg niet alleen misverstanden en onenigheid uit de weg te gaan, maar vooral ook om creatief te onderzoeken hoe de samenwerking tot nog meer succes kan leiden. Een wettelijke overlegverplichting zal daaraan kunnen bijdragen. Anderzijds schuilt er ook een gevaar in de regelgeving. Met de wettelijke bepalingen in de aanslag, kunnen verschillen van inzicht ook wellicht makkelijker escaleren als het beoogde overleg niet tot oplossingen leidt.


10. Per wanneer gelden de nieuwe regels?

De wet bepaalt het dat de wijzigingen in onmiddellijke werking hebben, zodra de wet is ingevoerd. Dit geldt dus voor zowel bestaande alsnog te sluiten overeenkomsten.

Er zijn echter uitzondering op voor de bepalingen over (nummer 8 )de goodwillvergoeding, (nummer 7) non-concurrentie en (nummer 5) het instemmingsvereiste voor wijzigingen in de franchiseformule. Deze bepalingen gelden ten aanzien van franchiseovereenkomsten die vóór de inwerkingtreding van de nieuwe franchisewet worden gesloten pas twee jaar na de inwerkingtreding van de wet werking. Als de wet per 1 januari 2021 in werking treedt gelden die betreffende regels dus per 1 januari 2023 voor franchiseovereenkomst die gesloten zijn vóór 2021. Voor nieuwe franchiseovereenkomsten die na 1 januari 2021 gesloten worden, geldt de Wet franchise geheel.

11. Overtreding van de Wet franchise

Als de regels van de Wet franchise niet nageleefd worden dan zijn daar consequenties aan verbonden. Als in een overeenkomst bepalingen zijn opgenomen die in strijd zijn met de Wet franchise, dan zijn die bepalingen ongeldig (nietig).

Wordt een franchiseovereenkomst gesloten in strijd met de Wet franchise, dan zal die overeenkomst veelal vernietigbaar zijn door de franchisenemer. De franchisenemer heeft doorgaans drie jaar de tijd om de gesloten franchiseovereenkomst geheel of gedeeltelijk te vernietigen, waardoor de verrichtte prestaties over en weer ongedaan gemaakt zouden moeten worden. De verplichtingen tot het verstrekken van bepaalde informatie tijdens de looptijd en bijvoorbeeld het verbod om tijdens de bedenktijd aan te zetten tot het doen van betalingen of investeringen ligt het meer voor de hand om schendingen van deze verplichtingen, via de leerstukken van met name onrechtmatige daad (strijd met de wet), dwaling of wellicht bedrog of acquisitiefraude te adresseren.

 

 

 

 

Andere berichten

Ga naar de bovenkant