Beslaglegging onder ex-franchisenemer door franchisegever niet zonder meer toegestaan

Binnen een franchiseverhouding zijn geschillen over geldvorderingen helaas aan de orde van de dag. Dikwijls betreft het hier een (voormalig) franchisenemer die de nodige facturen van franchisegever onbetaald heeft gelaten. Teneinde er zeker van te kunnen zijn dat na een juridisch procedure deze geldvordering bij de debiteur nog aanwezig is, kan conservatoir beslag gelegd worden. Dit kan ook op loon van de (voormalig) franchisenemer. In franchiseverhoudingen dient dan wel sprake te zijn van een situatie waarin de (voormalig) franchisenemer na zijn franchiseovereenkomst elders in loondienst is getreden. 

Gezien de verstrekkendheid van beslag op loon, wordt de beslagene bij conservatoir loonbeslag de gelegenheid gegeven te worden gehoord. Daarbij toetst de voorzieningenrechter de volgende aspecten:

– Uit summierlijk onderzoek moet blijken dat de vordering     aanwezig en dat deze deugdelijk is;

– Er mogen geen andere, minder verstrekkende maatregelen mogelijk te zijn om zekerheid voor de vordering te verkrijgen (proportionaliteits- en subsidiariteitseis);

– Bij een belangenafweging dient het belang van de schuldeiser om beslag te leggen te prevaleren boven het belang van de schuldenaar om volledige beschikking over zijn loon te behouden.

In de beschikking van 24 november 2014 met zaaknummer C/16/379034 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht ook hier de voorwaarden voor conservatoir beslag op het loon van een schuldenaar uiteengezet. In deze kwestie betrof het een voormalig franchisenemer die zijn franchisegever liet zitten met een aanzienlijke betalingsachterstand. Deze franchisenemer was inmiddels in loondienst getreden bij een concurrerende organisatie. De franchisegever had conservatoir beslag laten leggen op de eigendommen, de woning de bankrekening en effecten van de franchisenemer. Dit was echter niet voldoende om de gehele vordering te dekken: de woning van de voormalig franchisenemer stond “onder water” en het saldo op de bankrekening was onvoldoende. De effecten waren verpand aan de bank. Daarom achtte franchisegever het noodzakelijk om ook beslag te leggen op het loon. De voormalig franchisenemer heeft vervolgens verzocht te worden gehoord.

Tijdens de mondelinge behandeling heeft de franchisenemer zich op het standpunt gesteld dat de beslaglegging onterecht zou zijn, aangezien de vordering wordt betwist. Daarnaast zou beslaglegging hem de mogelijkheid ontnemen om een juridische (bodem)procedure te voeren, aangezien hij bij beslag op zijn loon het griffierecht niet meer zou kunnen betalen. Bovendien heeft hij zijn volledige loon nodig om zijn gezin te kunnen onderhouden. Beslag op het loon zou dermate verstrekkende gevolgen voor hem hebben, dat een belangenafweging in zijn voordeel zou moeten uitvallen.

Franchisegever heeft dit betwist. Beslag op het loon zou noodzakelijk zijn om zekerheden te stellen voor de openstaande vordering. Het tot dusver gelegde beslag is bij lange na niet voldoende om zekerheid voor de volledige vordering te verkrijgen. Daarbij worden de vorderingen niet betwist, zoals de voormalig franchisenemer stelt, maar de franchisenemer ment een tegenvordering te hebben. Dit is iets wezenlijk anders dan het betwisten van de openstaande vordering. Of en in hoeverre deze tegenvordering bovendien ook verschuldigd en opeisbaar is, kan in de onderhavige procedure niet worden vastgesteld. Bovendien staat het de voormalig franchisenemer vrij om ter vervangende zekerheid een bankgarantie te regelen, waarna het loonbeslag door de franchisegever zal kunnen worden opgeheven.

De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Een verlof tot het leggen van conservatoir beslag wordt in beginsel gegeven als na summier onderzoek blijkt dat de vordering aanwezig is en dat deze bovendien, na summierlijk onderzoek, niet ondeugdelijk is gebleken. In deze kwestie was de voorzieningenrechter van oordeel dat van ondeugdelijkheid van de vordering geen sprake is. Weigering van het verzochte verlof is daarom alleen aan de orde als een afweging van belangen van de franchisegever enerzijds en de voormalig franchisenemer anderzijds daar aanleiding toegeeft. Ook hiervan is volgens de voorzieningenrechter geen sprake. Relevant hierbij acht de voorzieningenrechter dat de voormalig franchisegever de vordering niet, althans voor een deel, betwist, waarbij verder de omvang van dit betwiste deel gesteld noch aannemelijk gemaakt is. Voor het overige is de vordering geheel erkend. Gelet op de omvang van de vordering in verhouding tot het met de reeds gelegde beslagen getroffen bedrag heeft de franchisegever voldoende belang bij het verzochte verlof om beslag te mogen leggen ten laste van de voormalig franchisenemer. De voorzieningenrechter gaat over tot het verlenen van verlof voor het leggen van conservatoir beslag op het loon.

Voorop dient te worden gesteld dat het beslag op loon een ultimum remedium is. Zijn er andere mogelijkheden, dan zal dit dikwijls tot afwijzing van het beslag leiden. Bovendien is het van belang dat de vordering hard is: er mag geen discussie bestaan over de juistheid en de verschuldigdheid van de vordering. Is deze er wel, dan bestaat het risico dat het verzoek tot loonbeslag zal worden afgewezen.

Mr D. Uijlenbroek – Franchiseadvocaat

Ludwig & Van Dam Franchise advocaten, franchise juridisch advies. Wilt u reageren? Mail naar uijlenbroek@ludwigvandam.nl 

Andere berichten

Ga naar de bovenkant