Herinvestering / restyling binnen een bestaand franchiseconcept.
In de praktijk zien we de laatste tijd meer en meer ontwikkelingen die wijzen op een ombouw/restyling van de franchise-organisatie, waartoe de franchisenemer dient te herinvesteren.
Van belang in een dergelijke situatie is de vraag of de bestaande franchise-overeenkomst de mogelijkheid biedt om een dergelijke ombouw/restyling van de gehele franchise-organisatie te realiseren?
Indien in de bestaande franchise-overeenkomst een bepaling is opgenomen waaruit, kort gezegd, volgt dat de franchisenemer op verzoek van de franchisegever verplicht kan worden medewerking te verlenen aan een “collectieve ombouw/restyling” van de organisatie, dan kan de franchisenemer hier (in principe) ook aan gehouden worden. Van belang hierbij is wie de kosten wordt geacht te dragen voor de ombouw/restyling.
Indien de franchisenemer wordt geacht hier een flinke duit in het zakje te doen dan is het van belang dat de franchisegever bij voorkeur zorgdraagt voor prognoses die zijn afgestemd op de nieuwe situatie, teneinde de gevolgen van de ombouw mee te kunnen wegen. Dit klemt te meer nu deze situatie vergeleken kan worden met de situatie van de zogenaamde pré-contractuele fase. Immers, ook in de situatie van een grote ombouw van de organisatie geldt dat de franchisegever de door de franchisenemers te plegen investeringen met de nodige zorgverplichtingen dient te omkleden.
Indien een herinvestering van beperkte aard is dan kan een prognose wellicht achterwege blijven alhoewel ook in een dergelijke situatie geldt dat een franchisegever zich dient af te vragen in hoeverre de herinvestering een negatief effect heeft op de organisatie van de franchisenemer. Indien het een aanzienlijke investering is dient de franchisegever, zoals hierboven reeds gesteld, zich de vraag te stellen of de investering ook daadwerkelijk tot omzetverbetering leidt dan wel een omzetverlies wordt voorkomen. Daarnaast dient de gevraagde investering verantwoordt te zijn in relatie tot het bedrijfsresultaat van de betrokken franchisenemers. Kortom een en ander dient met de nodige omzichtigheid en beleid plaats te vinden. In één van de volgende artikelen zal hier nog nader op in worden gegaan.
Ludwig & Van Dam franchise advocaten, franchise juridisch advies

Andere berichten
Geen schending non-concurrentiebeding door franchisenemer – mr. A.W. Dolphijn – d.d. 4 februari 2021
De rechtbank Rotterdam heeft op 20 januari 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:657 een ...
(Deels) overeenkomende activiteiten niet strijdig met non-concurrentiebeding – mr. R.C.W.L. Albers – d.d. 4 februari 2021
In een recente procedure werden een tweetal (voormalig) franchisenemers door ...
Rechtbank wijst baanbrekend vonnis: Huurvermindering in een bodemprocedure voor horeca-exploitanten als gevolg van de lockdown – mr. C. Damen – d.d. 1 februari 2021
Afgelopen woensdag werd voor het eerst een spraakmakende uitspraak gedaan ...
Artikel Franchise+ -De risico’s van een minimum omzetverplichting in de franchiseovereenkomst voor de franchisegever
Het opnemen van een minimum te behalen omzet in de ...
Artikel De Nationale Franchise Gids: “Minimum-omzet als prognose”
Al sinds jaar en dag is de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid ...
Artikel Franchise+ – “Franchisestatistieken 2019: afnametrend zet door, veroorzaakt door Wet Franchise?”- mr. J. Sterk, mr. M. Munnik en mr. J.A.J. Devilee
Ludwig & Van Dam advocaten publiceert sinds 2007 periodiek franchisestatistieken ...