Koppeling huurovereenkomst en franchise-overeenkomst
Mr M.S.J. Steenhuis – Franchise advocaat
In franchiserelaties wordt geregeld door de franchisegever bedrijfsruimte ter beschikking gesteld aan de franchisenemer alwaar de franchisevestiging geëxploiteerd wordt. Dikwijls geschiedt dit door middel van een afzonderlijke (onder)huurovereenkomst. In het licht van het behoud en de waarde van het netwerk van een franchise-organisatie heeft een franchisegever er dikwijls belang bij dat bij het einde van de franchise-overeenkomst de door de franchisenemer gehuurde bedrijfsruimte weer ter beschikking komt van de franchisegever zodat deze aan een opvolgend franchisenemer kan worden (onder)verhuurd. Van belang is dan dat de koppeling van enerzijds de duur van de (onder)huurovereenkomst en die van de franchise-overeenkomst op rechtens juiste wijze wordt gerealiseerd.
Indien er sprake is van huur van een bedrijfsruimte dan is het zogenaamde dwingendrechtelijke regime van artikel 7A:1624 en verder Burgerlijk Wetboek (BW) van toepassing. Dwingendrechtelijk houdt in dat partijen van de bepalingen zoals opgenomen in het BW niet kunnen afwijken. Het huurregime beschermt primair de belangen van de huurder teneinde deze zekerheid te verschaffen dat voor een zekere periode zijn bedrijf op hetzelfde vestigingspunt kan worden geëxploiteerd.
Indien in een (onder)huurovereenkomst is bepaald dat deze eindigt zodra de franchise-overeenkomst, om welke reden dan ook, eindigt, wordt, daarmee afgeweken van de dwingendrechtelijke bepalingen. Een dergelijk beding in de huurovereenkomst is derhalve in beginsel nietig en in het geval van een geschil bestaat de kans dat een rechter, dit beding terzijde schuift en van mening is dat ongeacht het einde van de franchise-overeenkomst de (onder)huurovereenkomst voortduurt.
Indien de verhuurder desondanks een van de dwingendrechtelijke bepalingen van het BW afwijkende bepalingen heeft opgenomen in een huurovereenkomst heeft de verhuurder daarvoor goedkeuring nodig van de Rechtbank, afdeling kanton. Alsdan dient er een verzoekschrift te worden ingediend bij de Rechtbank, afdeling kanton, van de plaats waar de bedrijfsruimte gelegen is. Voorts dient de franchisenemer / (onder)huurder in te stemmen met een dergelijk verzoek. Hoewel er tevens uitzonderingen bekend zijn verleent de rechter aan een dergelijk afwijkend beding dikwijls zijn toestemming. Van belang hierbij is wel dat deze franchisegever op grond van de tussen partijen gesloten franchise-overeenkomst niet een al te grote vrijheid heeft om de franchise-overeenkomst te beëindigen waarmee de belangen van de franchisenemer / (onder)huurder zouden kunnen worden geschaad.
Mr M.S.J. Steenhuis is advocaat te Rotterdam. Het kantoor Ludwig & Van Dam advocaten is gespecialiseerd in franchising.
Ludwig & Van Dam franchise advocaten, franchise juridisch advies

Andere berichten
Rechtbank oordeelt in zaak rondom Maaltijd Thuis: een belangrijke overwinning voor Albert Heijn-franchisenemers
Op 8 januari 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan ...
Wijziging van het verdienmodel voor de franchisenemers
In een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, ...
Vacature: (beginnend of gevorderd) Advocaat-Stagiair / Beginnend Medewerker Contracten- en Franchiserecht
Heb jij een passie voor uitdagende en complexe juridische vraagstukken? ...
Haastige spoed is zelden goed
Bij het aangaan van een franchiseovereenkomst worden vaak ook andere ...
Goodwill van de franchisenemer
In een franchisesamenwerking speelt vaak een belangrijke rol. Dit aspect ...
Hoge Raad over opzegging franchiseovereenkomst
De Hoge Raad heeft op 29 november 2024 een aantal ...