Vestigingslocaties in beweging

In Nederland wordt druk gebouwd. Nieuwe winkelcentra verrijzen her en der. Oude worden gemoderniseerd en verbouwd. Een en ander biedt de detailhandel, en dus ook franchise-organisaties, diverse kansen, doch ook bedreigingen. In de praktijk komt de laatste tijd steeds vaker voor dat bestaande locaties als gevolg van nieuwe ontwikkelingen elders, of herstructureringen van bestaande winkelcentra, plotseling veel minder “in de loop” lijken te liggen dan aanvankelijk het geval was. Andersom komt ook voor doch, wellicht voor de hand liggend, daar wordt dezerzijds niet altijd van vernomen. 

Als eerste komt in situaties als de bovenomschrevene de verantwoordelijkheid van de franchisegever om de hoek kijken aangaande de eventueel destijds, ten behoeve van de plaatselijke franchisenemer, afgegeven omzet- en resultaatsprognoses en het verrichte markt- en vestigingsplaatsonderzoek. Met name doet zich dan de vraag voor of de franchisenemer kon of had kunnen en moeten weten dat de gewraakte nieuwe ontwikkelingen zich zouden voordoen. Is, alles afwegende, dat het geval, dan kan dat leiden tot aanspraken van de betrokken franchisenemer op zijn of haar franchisegever, met eventueel corresponderende aansprakelijkheden. Het kan natuurlijk ook zo zijn dat de omschreven nieuwe ontwikkelingen echt onvoorzienbaar zijn geweest. In dat geval, doch ook, zeker in eerste instantie, in het eerste geval, ligt een open en heldere communicatie tussen partijen voor de hand, gericht op het in gezamenlijkheid creëren van een werkbare oplossing van het ontstane probleem.

Een dergelijke oplossing zou er in gelegen kunnen zijn, corresponderend met de gevreesde resultaatsderving, de bedrijfslasten van de betrokken onderneming te verminderen. Als eerste komt daarvoor dan in aanmerking de door de franchisenemer te betalen huursom. Veelal is in situaties als de omschrevene de huursom gebaseerd op de status van de locatie in de oude situatie. Als die status daalt, dan dient in beginsel, vanzelfsprekend alle belangen in aanmerking nemende, de huursom neerwaarts te worden bijgesteld. Is daaromtrent met de (hoofd)verhuurder geen overeenstemming te verkrijgen, dan kan een gang naar de Kantonrechter geïndiceerd zijn. Ook kan er voor worden gekozen de Bedrijfshuuradviescommissie (BHAC) in te schakelen, teneinde langs die weg te trachten een herwaardering van het gehuurde te verkrijgen met een corresponderende huurverlaging.

Een meer radicale optie is relocatie van de franchisenemer. Voorwaarde daarvoor is natuurlijk wel dat passende vervangende bedrijfsruimte beschikbaar dient te zijn. Ook hier verdient het aanbeveling dat franchisenemer en franchisegever in goed overleg gezamenlijk de mogelijkheden bezien.
Een tussenoplossing waar in de praktijk ook wel eens voor wordt gekozen is het al dan niet tijdelijk suppleren van een huurkorting door de franchisegever of anderszins een compensatie in de kosten welke van franchisegeverszijde te beïnvloeden zijn. In dit kader dient echter wel te worden gewaakt voor de zelfstandigheid van de betrokken franchisenemer. Een Uitvoeringsinstelling en/of de fiscus zou op enig moment van mening kunnen zijn dat dergelijke subsidieregelingen die zelfstandigheid te zeer aantasten, hetgeen het risico op een fictieve dienstbetrekking in het leven roept. Zorgvuldige afweging vooraf in dit kader is dan ook geraden.

Ludwig & Van Dam franchise advocaten, franchise juridisch advies

Andere berichten

Ludwig & Van Dam in Distrifood over de toekomst van zelfstandig supermarktondernemers

Inmiddels staat bij veel winkeliers het water echter aan de ...

Geen standstill-periode bij voorafgaande samenwerking op basis van dezelfde formule

De rechtbank Den Haag heeft op 29 december 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:20931, ...

Ga naar de bovenkant