Op 1 januari 2021 is in Nederland de Wet franchise in werking getreden met als belangrijkste motief het creëren van een meer evenwichtig speelveld tussen franchisenemer en franchisegever. Om een beroep te kunnen doen op de wet is vereist dat de samenwerking als franchise kwalificeert. Alleen dan kunnen franchisenemers gebruik maken van de versterkte positie die zij sinds de invoering van de wet genieten. In veel gevallen zal het vanzelfsprekend worden geacht dat de Wet franchise van toepassing is, maar er zijn ook diverse samenwerkingsverbanden waarbij hierover discussies worden gevoerd. Denk aan autodealers die veelal een dealercontract hebben en in een afhankelijke positie ten opzichte van de fabrikant en/of distributeur verkeren. In de Verenigde Staten heeft dit recent nog tot een conflict geleid waarbij de betreffende dealer een miljoenenclaim baseert op de franchisewet van Florida, omdat de dealer meent in strijd met deze wet onder druk te worden gezet.

In deze bijdrage wordt kort stilgestaan bij de vraag of autodealers ook in Nederland een beroep zouden kunnen doen op franchisewetgeving. Toepassing van de wet maakt het immers mogelijk om het handelen van de fabrikant te meten aan de wettelijke vereisten omtrent zaken als (her-)investeringen als gevolg van conceptuele wijzigingen, een goodwillvergoeding of goed franchisegeverschap. In de aanloop naar de totstandkoming van de Wet franchise hebben franchisenemers uit de automobielsector, Bovag en een twintigtal merkdealerverenigingen hun steun uitgesproken voor het wetsvoorstel van de Wet franchise. Kennelijk gingen zij ervan uit dat de wet ook voor hen van toepassing zou zijn, maar is dat ook zo?

Door middel van de Wet franchise is de franchiseovereenkomst (en de definitie daarvan) in de wet benoemd. Dat betekent dat de Wet franchise van toepassing is als een overeenkomst voldoet aan de in de wet opgenomen definitie.

De memorie van toelichting stelt dat er binnen verschillende branches verschillende typen franchise kunnen worden onderscheiden: franchise betreffende de productie van goederen, de verkoop van goederen en de verlening van diensten. Daarnaast kan een onderscheid worden gemaakt tussen zogenoemde soft franchise en hard franchise.

De in de Wet franchise opgenomen definitie van ‘franchiseovereenkomst’ beoogt al deze typen franchise te dekken. Bepalend voor de vraag of sprake is van een franchiserelatie is niet de kwalificatie, benaming of titel die partijen voor hun overeenkomst hanteren, maar de feitelijke inhoud van hun onderlinge relatie.

Kortom, ook al wordt een andere benaming zoals dealercontract gebruikt, dan kan de feitelijke inhoud van de relatie bepalen dat toch sprake is van een franchiseovereenkomst zoals bedoeld in de Wet franchise.

Op basis van de wettelijke definitie van de franchiseovereenkomst en, meer in het bijzonder de definitie van franchiseformule, zoals opgenomen in de Wet franchise is dit in mijn visie ook heel wel verdedigbaar. Bepalend voor de kwalificatievraag van een dealercontract is of met succes betoogd kan worden dat sprake is van een franchiseformule.

Door het sluiten van een dealercontract is in mijn visie sprake van een operationele, commerciële en organisatorische formule voor de productie en verkoop van auto’s, waarbij sprake is van een uniforme identiteit en uitstraling. Daarbij wordt altijd gebruik gemaakt van een handelsmerk en een voorgeschreven huisstijl. Daarmee wordt al voldaan aan de helft van de definitie van de franchiseformule.

De discussie zal zich naar mijn mening dan ook met name toespitsen op de vraag of sprake is van door de fabrikant aan de dealer overgedragen knowhow die voldoet aan de wettelijke definitie. Ondanks dat de wet een vrij strikte definitie daarvan bevat, is het niet ondenkbaar dat met succes bepleit kan worden dat de door fabrikanten aan dealers verstrekte praktische informatie zoals verkoopmethoden, winkelinrichting en trainingen als knowhow kwalificeert. Weliswaar schrijft de wet bijvoorbeeld voor dat sprake moet zijn van wezenlijke en geheime informatie, maar dat betekent niet zonder meer dat informatie van algemene aard niet als knowhow kan kwalificeren als dit geheel van informatie in samenhang wordt bezien. Dit volgt onder meer uit een recent oordeel van de rechtbank Amsterdam:

(…)Naar het oordeel van de rechtbank is op basis van de toelichting van [Franchisegever] in de processtukken en de overgelegde documentatie voldoende komen vast te staan dat [Franchisegever] aan [eisers 1 t/m 3] geheime, wezenlijke en geïdentificeerde informatie heeft verschaft die voldoet aan de vereisten in artikel 7:911 lid 2 onder a sub 2 BW. Weliswaar betreffen enkele van de stukken in de mappen meer algemene onderwerpen, zoals de handleiding voor het opstellen van een businessplan, maar dat neemt niet weg dat wanneer de documentatie in samenhang wordt bezien de informatie zodanig is toegespitst op een grafisch dienstverlenend bedrijf en de strategie van [Franchisegever] dat sprake is van beschermenswaardige knowhow.(…)

Conclusie

Kortom, ook aan het criterium knowhow zal in veel gevallen voldaan kunnen worden. Mits feitelijk goed onderbouwd, kunnen autodealers zich in mijn visie dan ook met succes beroepen op de Wet franchise.

Het is in die zin dan ook wachten op het eerste oordeel van een rechter hierover. Naar alle waarschijnlijkheid zal de rechter zich voor het eerst over dit vraagstuk buigen in de zaak die door de Vereniging van PSA dealers aanhangig is gemaakt. In deze zaak tegen Peugeot Nederland wordt de rechter verzocht om te verklaren dat de Peugeot dealerovereenkomst (en de Peugeot reparateurovereenkomst) kwalificeert als een franchiseovereenkomst.

mr. R.C.W.L. Albers
Ludwig & Van Dam advocaten, franchise juridisch advies.
Wilt u reageren? Mail dan naar albers@ludwigvandam.nl

Andere berichten

Het post concurrentiebeding bij einde huurovereenkomst

Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch vernietigde in het arrest van 26 maart ...

Ga naar de bovenkant